Ik wil mijn onderwijsvisie verduidelijken door mijn ideale les te beschrijven. In mijn ideale les zal ik veel onderdelen van mijn visie naar boven laten komen.
Ik ga mijn ideale les omschrijven door gebruik te maken van een inleiding, een kern en een slot. Ik zal van te voren mijn leerdoelen duidelijk maken en de doelen van de kinderen.
Mijn ideale les wil ik geven aan een combinatiegroep, namelijk groep 6, 7 en 8.

(Boekestijn, 2013).
Leerdoelen van de leerkracht:
- De leerkracht kan de les op een aansprekende manier inleiden.
- De leerkracht kan de leerlingen betrekken bij de les.
- De leerkracht kan de les aan laten sluiten op het niveau van zowel groep 6, 7 als 8.
- De leerkracht kan de leerlingen in groepjes te werk laten gaan.
- De leerkracht kan kinderen helpen door ze vragen te stellen waardoor de kinderen zelf op het antwoord komen.
Leerdoelen van de kinderen:
Product doelen:
- De kinderen kunnen informatie verkrijgen over een bepaald land uit Zuid-Amerika door gebruik te maken van verschillende bronnen; het internet en boeken.
- De kinderen kunnen hun verworven informatie presenteren aan de groep.
- De kinderen kunnen in heterogene groepjes te werk gaan.
- De kinderen kunnen een taakverdeling maken.
- De kinderen zelfstandig een samenvatting maken van de presentaties.
Kerndoel:
Kerndoel 50 - De leerlingen leren omgaan met kaart en atlas, beheersen de basistopografie van Nederland, Europa en de rest van de wereld en ontwikkelen een eigentijds geografisch wereldbeeld.
Leerlijn - Mental map
Tussendoel - Mental map van Europa en de wereld (SLO, 2009).
Korte omschrijving van de les:
De kinderen moeten binnenkort een topografie toets maken over het continent: Zuid-Amerika. Ik wil niet alleen dat de kinderen de stof in hun hoofd gaan stampen, maar dat zij ook meer details te weten komen over dit continent. Ik denk dat de kinderen deze droge stof makkelijker zullen onthouden, op het moment dat de kinderen er iets concreets mee in de les hebben gedaan.
De kinderen gaan per groepje informatie zoeken over een bepaald land in Zuid-Amerika. Aan het einde van de les presenteren de groepjes hun informatie aan elkaar. De kinderen moeten de presentaties zelfstandig samenvatten door deze in hun schrift op te schrijven.

(Richardafletcher.com, 2015).
Inleiding:
Ik begin de les door verschillende producten op een tafel te zetten vooraan de klas. Ook zet ik op het digibord allemaal foto's klaar van landen uit Zuid-Amerika. Ik bespreek samen met de leerlingen uit welk land welk product komt en bij welk land welke foto hoort.
De leerkracht vraagt aan de leerlingen bij welk continent deze landen horen (Zuid-Amerika). Ik vraag aan de klas of iemand toevallig familie heeft uit Zuid-Amerika of daar zelf vandaan komt.
Samen met de kinderen bedenk ik andere landen die nog meer in Zuid-Amerika liggen. Deze landen schrijf ik op een blaadje en stop ik in een bak. Als we genoeg landen hebben, schud ik de bak goed door.
Ik zeg dat we zo meteen in tafelgroepjes een presentatie gaan maken over een van de landen uit Zuid-Amerika. Voordat we dat gaan doen, bespreek ik eerst met de kinderen wat we allemaal willen weten over de landen. Ik schrijf deze dingen op het bord, zodat alle kinderen dit goed kunnen zien. Ik zeg tegen de kinderen dat ik sowieso wil dat zij de belangrijkste steden bespreken die bij dat land horen, deze steden staan op het topografie blaadje die ik uitgedeeld heb.
Dan mag er per tafelgroepje 1 kind naar mij komen om een briefje te pakken. De kinderen moeten over het land wat op het briefje staat een presentatie maken. Als er in een tafelgroepje een kind is wat uit een land komt uit Zuid-Amerika of daar familie heeft, dan heeft dat groepje de mogelijkheid om hun presentatie over dat land te doen i.p.v. het land wat op het kaartje staat.
De kinderen zitten al in tafelgroepjes met kinderen uit verschillende groepen. Ze blijven in deze groepjes werken.
Kern:
Van te voren zeg ik tegen de kinderen dat je eerst hulp gaat vragen aan kinderen in je groepje, voordat je mij erbij betrekt. Zo wil ik bevorderen dat de kinderen hulp gaan vragen aan anderen en dat de verschillende leeftijdsgroepen elkaar gaan helpen.
De kinderen bedenken een taakverdeling en laten deze aan mij zien. Zodra de kinderen hebben laten zien dat zij een goede taakverdeling hebben gemaakt, mogen ze beginnen met de opdracht.
De kinderen verzamelen de informatie over een land op verschillende manieren:
- Via het internet.
- Via boeken; de atlas of informatieve boeken.
- Via familieleden; de kinderen mogen met toestemming van mij gebruik maken van hun telefoon om zo contact te maken met familieleden. Het kan zijn dat een kind of familie van het kind uit het land komt waar de kinderen onderzoek naar doen.
Slot:
In het slot presenteren de kinderen hun informatie aan de groep. De kinderen mogen zelf weten op welke wijze zij deze presenteren; d.m.v. een PowerPoint presentatie of d.m.v. een poster. De kinderen die aan het luisteren zijn naar de presentatie, schrijven in steekwoorden op of tekenen wat er over een bepaald land gezegd wordt. Ik heb voor deze afsluitende opdracht een werkboekje gemaakt. In dit werkboekje staan alle contouren van de landen in Zuid-Amerika met de belangrijkste steden. De kinderen moeten bovenaan elk land de juiste naam opschrijven, ook moeten zij zelf de namen bij de steden zetten. De kinderen schrijven/tekenen in het land en bij de steden wat er allemaal over dat land gezegd word. Niet alle landen komen aan de beurt tijdens de les. De kinderen kunnen thuis onderzoek doen naar de overige landen.
Tot slot vraag ik na elke presentatie aan een aantal kinderen wat zij opgeschreven hebben of wat zij getekend hebben. De kinderen mogen het werkboekje mee naar huis nemen.
Mijn visie:
Tijdens mijn ideale les vind ik een aantal dingen belangrijk:
- Een breder wereldbeeld krijgen; cultuur in andere continenten.
- Samenwerken met verschillende leeftijden.
- Elkaar helpen.
- Presenteren (van verworven kennis).
- Leren van andermans werk.
- Veel inbreng van de leerlingen; wat zijn hun interesses.
- Zelfstandig te werk gaan.
- Verschillende manieren van verwerking.
- Aansluiten op de leefwereld; door familie erbij te betrekken.

(Cromvoirt, 2015).
Bij mijn ideale les heb ik veel dingen uit verschillende soorten onderwijsconcepten gehaald:
- Ik heb gebruik gemaakt van heterogene klassen, ook wel combinatiegroepen. Ik heb dit uit het Montessori onderwijs. Ik heb ervoor gekozen om de les te geven in een combinatie groep, omdat ik vind dat de kinderen veel van elkaar kunnen leren. Kennis is er om verspreid te worden.
- Ook heb ik gebruik gemaakt van de Meervoudige Intelligentie theorie, bedacht door Howard Gardner. Ik wil dat de kinderen veel verschillende manieren aangeboden krijgen om bepaalde stof te verwerken. Ik bied veel verschillende manieren aan en de kinderen mogen vervolgens kiezen wat zij het leukst vinden om te doen of wat zij het best bij zichzelf vinden passen. In het boek 'Ontwikkelingspsychologie voor leerkrachten basisonderwijs' staat het volgende over de Meervoudige Intelligentie:
'Werken vanuit de optiek van Meervoudige Intelligentie betekent dat je als leerkracht recht wilt doen aan de verschillende mogelijkheden van kinderen om te leren. … De waarde van het model ligt juist in het erkennen van de verschillen tussen kinderen, door de leerstof (die in doelen vastligt) aan te bieden op een wijze die past bij de verschillende intelligenties van kinderen. We zijn wellicht te veel bezig met wat kinderen moeten leren in plaats van hoe ze kunnen leren' (Hooijmakers, Stokhof, & Verhulst, 2009, p. 90).
- Tot slot heb ik ook gebruik gemaakt van bepaalde aspecten uit het Dalton onderwijs. Zo heb ik de tafelgroepjes uit het Dalton onderwijs gehaald. Ook speelt samenwerken bij mijn les een grote rol. Dit zie je ook terug in het Dalton onderwijs. In het boek 'De basisschool' bespreken ze de samenwerking in het Dalton onderwijs. Ik kan mij bij dit citaat volledig aansluiten. Er wordt het volgende gezegd:
'De samenwerking krijgt gestalte door naar keuze met elkaar aan een taak te werken, mits de individuele prestatie zichtbaar blijft. Belangrijk is ook dat de leerlingen elkaar assisteren in het werken aan taken. Nu steeds meer kinderen extra zorg nodig hebben, ontstaat een fijnere taakafstemming tussen de leraar en de leerling. De eerste geeft voor sommige kinderen nauwkeuriger aan hoe een taak kan worden aangepakt. Hij organiseert eventueel ook hulp van andere leerlingen voor dit ene kind om te zorgen dat het werken aan de taak tot succes leidt. Zo ontstaat al vanaf jongsaf aan bij de leerlingen het gevoel dat je elkaar nodig hebt om verder te komen. Samenwerking is meer dan wederzijdse hulp. Ze is een pedagogisch doel' (Ahlers & Vreugdenhil, 2011, pp. 167-168).
Klik op de knop links om door te gaan naar mijn reflectie op jaar 1 van de pabo en mijn ontwikkelingen in jaar 1 van de pabo.
Maak jouw eigen website met JouwWeb